In de vorige How-to hebben we de voorbereiding gemaakt voor het aansluiten en verbinden van draden met diverse functies. In deze How-to gaan we verder in op de toepassing en beschrijven we verder hoe je het beste naar deze connectoren kunt toewerken vanaf de sporen.
Voorafgaand aan het aansluiten van de draden onder de baan is het belangrijk dat je alle onderdelen die je nodig hebt, zoals die connectoren al klaar hebt. Doe je dit niet, dan ga je onder het werk allemaal concessies doen waar je later spijt van krijgt.
Bij het aansluiten van de sporen is het belangrijk dat je vooraf al weet in hoeveel detecties de blokken verdeeld moeten worden en welk blok waar komt. Op de rails kun je met een markeer stift eerst een streep je zetten waar je een draad wilt en een dubbel streepje waar je gaat onderbreken. Kijk dan eerst of je niet nog wat wilt wijzigen voor dat je begint met boren en slijpen.
Het is belangrijk de blokken te nummeren en goed na te denken over een goede codering. Als voorbeeld 8.03.B3
7 = Spoor of module hoofd-nummer
03= Spoor sub-nummer
B3= Detectie deel tussen 0 en 3 (dit hoort bij Dinamo, 0 inrij deel, 1 en 2 midden, en 3 uitrij deel)
De basis van het blok:
Met deze code weet je precies waar de draad voor dient, en dat is belangrijk voor het aan te sluiten zonder fouten te maken en dat je volgend jaar ook nog weet hoe het nu in elkaar steekt.
Bij elke detectie waar dus een draad van het spoor naar onder de baan steekt, is het verstandig zo kort mogelijk, indien er plaats is de draden op een vertint printje te solderen en de code te noteren. Dit houdt het geheel overzichtelijk en is makkelijk bij het vinden van storingen met de multi-meter. Je hoeft dan niet te zoeken waar die draad van het spoor naar toe gaat, hij zit namelijk bijna exact onder het betreffende spoor.
De printjes voor twee draden van de sporen maak je op een printje van vier. Vaak moet je meerdere draden hier op aansluiten en dan is een beetje extra ruimte altijd handig, bovendien is een plaatje van twee moeilijk te plakken. Het plakken doe je met hete lijm. (zie andere how-to, hoe je deze printjes maakt)
Plaats de printjes een beetje uite lkaar zodat je er boven kan schrijven. Plaats geen meerdere sporen op dezelfde print, want dan kom je er later niet meer uit hoe het nu zat. Alles moet in een oogopslag duidelijk zijn.
De complete module/modelspoorbaan, sluit je nu zo aan zonder de interconnecties te maken. Eerst dus alle printjes aansluiten en de connectoren monteren.
Voor de “interconnectie” bedrading, tussen de spoor printjes en de connectoren etc, kun je het beste ringbandjes plakken met hete lijm. Deze koop je bij de kantoorhandel, 80-120 pagina’s is het mooist.
Hier zie je alle ringbandjes al geplakt. De lampjes zijn al wel aangesloten. Ook op vier-polige strookjes. Lampjes op de buitenkanten, 12V= + (geel) en -(bruin) in het midden. Vaak is de draad van een lampje geel bruin of zwart bruin. Tussen bruin en bruin zet je dan het weerstandje en de gele of zwarte draad op de schakel draad (zwart). Aan het eind van de loop zet je dan een schakelaar tussen geel (12v +) en zwart (schakel) zodat je de lampjes nog aan en uit kan zetten per groep. Hier een voorbeeld schema:
Op onderstaande foto’s is al bijna volledig bedraade module te zien. Alleen de relais voor de wissel aansturing moeten nog worden aangesloten.
Te zien in bovenstaande foto zijn de verdeel printjes voor de min (massa) van de blokken. De vertikale draad die alle contacten overbrugt is de aanvoer die rechtstreeks naar de connector naar de blokkaart TM-44 gaat. Dit zelfde princiepe pas je dan ook toe voor de voeding aansluitingen 12 volt gelijkspanning en 12 volt wisselspanning.
De wisselspanning is voor de eventuele aansturing van de conrad wisselmotoren. Overige voeding, ook lampjes, sluit je op gelijkspanning aan zodat ook knipper leds goed werken.
Een overzichtje.
Na dat alles op de module zelf is aangesloten zijn de doorlus connectoren aan de beurt. Dit is de laatste fase van het geheel.
De voorste module van onderstaande foto is de bovenkant van de module.
Het idee is om naast digitaal te rijden met Dinamo en een software pakket zoals koploper ook nog analoog te kunnen rijden. Hierbij komen de sub-d connectoren goed van pas. Je kunt dan eenvoudig een andere connector insteken die is aangesloten op een ander systeem.
Op de foto hier onder zie je boven in een printje met twee connectoren, deze hebben we in het verleden gemaakt om de centrale kast met Van Mekeren blokkaarten via kabels aan te sluiten op de hoofdbaan.
Onder de kabel van de connector die is verbonden zit een verdeelprintje met jumpertjes van 3 strookjes. Deze verbindt de secties van de blokken naar de connector voor de TM44 blokkaart van Dinamo en naar de connector die verbonden is met de print naar het van Mekeren systeem. Verbind je die connector, dan rijdt de hoofd baan dus op het van Mekeren systeem, koppel je hem los dan kun je de TM44 blok kaart van Dinamo aansluiten.
Wanneer het van Mekeren systeem is aangesloten, worden de TM44 connectoren verbonden met sub-d verlengkabels naar het ouderwetse analoge schakel paneel, waar de overige sporen met tuimelschakelaars verdeeld over een sectie A en B kunnen worden bediend (aan of uit) met de analoge rijregelaar (trafo).
Deze methode maakt het switchen van analoog naar digitaal heel envoudig en kan bij een storing op een beurs snel op analoog worden omgeschakeld. Mocht ook het Van Mekeren systeem het begeven, kun je op dezelfde wijze het van Mekeren systeem weer switchen naar de trafo bediening van de hoofdbaan.
De connectoren op het kopschot van de module zijn de connecties naar de aansluitende module.